De avonturen van Egidius, de gefrituurde necrofiel (deel 1): SM in het elfenbos
Ergens, achter de 7de boom van links, gezien vanuit de kruin van de grote levensboom en tevens geliefkoosd urinoir van Elegast, de sappige fruitcake ,leefde Egidius, de gefrituurde necrofiel, die toen echter nog niet gefrituurd was, maar zijn naam was hem bij de geboorte gegeven door de waarzegster Léthiata, die tevens in de toekomst kon kijken door middel van haar machtige Palantir.
Nu was Egidius doorgaans een goedlachs en goedgeluimd jongman, en op een van zijn vroege vrolijke boswandelingen ontmoette hij Mornedlorion, de schalkse elf en diens privé volksdanslerares, Haefennasien, de listige elf.
Met de volgende woorden sprak Mornedlorion Egidius aan: "Waarheen verhaalt gij u, jongmens? Weet gij dan niet dat gij , wanneer gij nog één stap verder gaat,gij op het grondgebied van de Olosta-Ore Elfen, bewakers van de gezegende vlo komt? En dat wij zulke indringingen niet dulden?" En achter zijn rug stond Haefennasien schalks te lachen, zoals zij van haar gezel had geleerd.
Dit kon Egidius uiteraard niet afslaan, en hij betrad het grondgebied van de Olosta-Ore elfen, die daar reeds sinds het begin der tijden, met de komst van de eerstgeborenen leefden. Gesta trok Mornedlorion zijn zwaard, en daagde Egidius uit. Zij maakten een ridderlijke deal: wanneer Egidius dit tweegevecht zou winnen, mocht hij Haefennasien tot de dood toe sm'en,en wanneer Mornedlorion zou winnen, mocht hij hetzelfde doen.
Plots bleef Egidius als verstijfd staan, en voor een lange tijd bewoog hij in het geheel niet. Uit vermoeidheid stak Mornedlorion zijn zwaard dan maar weer in de schede, en op dat moment sloeg Egidius toe!
Hij zwaaide met versgeplukte bosbesjes ter afleiding, en prikte toen Mornedlorion valserwijze in de ogen. Die viel al brullend en krijsend ter aarde neer, en vol lust om snel te kunnen overgaan op necrofiele daden , stapte hij op Haefennasien af. Die had haar naam als listige elf echter niet gestolen, en ramde hem hard langs achter met een dildo van wel 46cm. Daar had Egidius niet op gerekend, wat niet betekent dat hij het geen aangename ervaring vond , en de tranen schoten hem in de ogen.
Of dat nu was door de vlammende pijn of door de nostalgische herinnering aan zijn kindertijd die plots werd opgeroepen, was moeilijk te zeggen. Toen even later Mornedlorion terug op de been was, en het even voor de aardigheid van Haefennasien overnam, kwam daar Belerhalamachalaschatawijn aangeschreden." Wat gebeurd daar?" vroeg hij op strenge toon."Wij zijn druk in de weer een indringer te verkrachten , oh wijze Belerhalamachalaschatawijn!" zei Haefennasien. "Met zon'n petieterig ding?"vroeg de grijsaard verontwaardigd? Dan heb je mij nog niet in actie gezien!Achteruit!" En de daad bij het woord voegend begin hij de weerloze Egidius, die momenteel reeds in een gelukzalige coma verzonken was, verder te bestraffen. Na een dik halfuur kwam Egidius me de verdwaasde woorden "Nonkel???" weer bij.
En om hem te belonen voor zijn moed en dapperheid lieten de elfen van Olosta-Ore hem binnen in hun goedbewaakt domein, en het bedroefde Haefennasien ten zeerste dat ze nu door nog niemand flink ge-sm'd was vandaag, maar, zoals ook aan haar voorspeld was door Léthiata, werd ze die avond nog op haar wenken bediend.
Maar eerst werd Egidius door de twee elfen rondgeleid doorheen hun woonplaats, waar hij plots , verstopt in de slaapkamer, een groot schrijn tegenkwam. "Wat is dat?" vroeg hij nieuwsgierig.
"Dat is een schrijn, onwaardige reiziger." repliceerde Mornedlorion "Maar wat voor een schrijn?" vroeg de ongeduldig wordende Egidius "Een MOOI schrijn, jongmens, gisteren nog gekocht in de Aldi, het was aan halve prijs, en Haefennasien, heeft er de stickertjes afgetrokken" zei Mornedlorion fier. "Het is een schrijn voor de gezegende vlo" sprak Haefennasien, die haar metgezel als straf voor zijn onbegrip een paar flinke zweepslagen gaf.
Mornedlorion, die dit wel smaken kon, duwde Egidius naar buiten, die nu helemaal alleen besloot op zoek te gaan naar de gezegende vlo, waarvan Mornedlorion in den beginnen reeds had gezegd dat hij in dit gebied aanwezig was. Op zijn tocht kwam hij plots Belerhalamachalaschatawijn weer tegen, en dus dook hij snel weg in het dichtstbijzijnde bosje. En wie zat er daar verstopt? Welja, het was Elegast, de sappige fruitcake. "Ook een stukje?" vroeg die, en dàt kon Egidius niet weigeren.