Hoofdstuk 12: Het rijmduel


“Warempel, een rijmduel?” vroeg de gezegende vlo verbaasd, waarop hij op staande voet wederom de trappen werd afgeduwd door Heer Tibalt.

Dit duel zal een verbale krachtmeting zijn tussen mij en Egidius. Zijn gezellen mogen hem niet bijstaan.” zei Heer Tibalt, en hij stond op. “ Aanhoor, Egidius! Ik zal dra een zin uitspreken, die jij moet aanvullen met een daarop rijmende zin. Het gedicht zal over de Onderwereld, mijn geliefd koninkrijk , handelen. Het rijmschema is aabb, want abba is me nooit bevallen. Ik begin!”


Denkend dat deze opdracht zonder enige moeite tot een goed einde te brengen was, ging Egidius wijdbeens tegenover Heer Tibalt staan, en knikte hem bemoedigend toe.

Heer Tibalt begon: “ Hier is’t zo donker als de nacht…”

Waar duisternis vroeg vallen placht!” riep Egidius dra, en zijn gezellen juichten om zijn snelle reactie.

Hier brand geen lampje, noch een kaars…”

En Egidius zou Egidius niet zijn, als hij daarop niet “Hier is’t zo donker als een aars!” zei. En zo placht hij dan ook voluit te doen.


Maar toen Heer Tibalt met een stalen blik in de ogen “en veel gejammer is in’t dal…” inzette, toen pas begreep Egidius de valsheid en sluwheid die Heer Tibalt aan de dag gelegd had! Want het was steeds hij geweest die een zin beginnen kon, en het was steeds Egidius die erop rijmen moest! Dit kon tot in de oneindigheid doorgaan, en oneindigheid was een woord dat Egidius, het niet vattend kunnend , steeds aan het wild rondlopen in cirkels bracht, het hoofd tegen elke boom aanwerpend, heftig snokkend.


Heer Tibalt keek Egidius met glimmende ogen aan, aangezien Egidius voor het doorgronden van zulke zaken en het zichzelf dwingen de handen op de rug te houden, een grote hoeveelheid tijd nodig had.

Snel rijmde hij: “de grond heeft hier de kleur van gal”

Heer Tibalt snoof en vervolgde: “en op zijn mooie hoge troon…”


Maar toen was daar reeds Egidius’ redding! Want ook zijn elfse gezellen hadden Heer Tibalt’s smoesje in de smiezen, en , na Egidius’ aandacht getrokken te hebben, zwaaiden zij verwoed met de benen.

Een enjambement!” fluisterde Egidius, en hij keerde zich weer tot Heer Tibalt, en zei zelfvoldaan:

Zit daar prachtig, wonderschoon,

Heer Tibalt, Heer der duisternis…”


Heer Tibalt was volledig uit het lood geslagen, en stotterend zei hij: “die van het donker niet bang is…”

Maar Egidius wist dat het nu op snelheid aankwam, vooraleer Heer Tibalt zélf een enjambement ging hanteren, waardoor hij weer in de positie van rijmer zou komen te zitten, en snel vervolgde hij :

Ook al ruikt het naar kattenpis…”

-“…dan kruipt hij stiekem in een nis….”

Egidius glunderde! Heer Tibalt had duidelijk moeite nog een rijmwoord op “is” te vinden, en het gedicht begon aan inhoudelijke waarde te verliezen.

Flink zei hij: “Want Tibalt heeft de macht,gewis!”


Hem vuil aankijkend vanwege deze verdorven toespeling, ging Heer Tibalt verder: “al is het buiten nog zo fris…”


En zie! Daar had Egidius hem de doodsteek gegeven! Want hoe lang heer Tibalt ook dacht, hoezeer hij zich ook in zijn en Egidius haren krabde, het antwoord kwam niet tot hem.


Verslagen ging hij zitten,en sprak: “ Weliswaar Egidius, dit duel heb je op slinkse wijze van me weten te winnen. Mijn schapen zal ik uitzenden, en de Volksdansers zullen zij zoeken. Maar ik waarschuw je dat ik me bij onze tweede ontmoeting niet zo snel zal laten verslaan! Je kan gaan, Egidius, en je gezellen met je. Breng nog wat tijd door met je vriend, de aanvoerder der Volksdansers, hoewel ik betwijfel of je ooit nog van hem zal scheiden. En wat doe jij hier?!!???” riep hij tegen de gezegende vlo, die eindelijk zichzelf wederom naar boven had weten te slepen. Met een pijnlijk klinkende plof, kwam hij op de grond terecht , nadat Heer Tibalt hem voor de derde maal geduwd had.


Zich al iets waardiger voelend, nu hij de gezegende vlo nog eens zijn toorn had laten voelen, richtte hij zich tot zijn schapen , en sprak : “ Aanhoor, spietsboeven! Jullie zullen de onderwereld uitlopen, en de Volksdansers vinden. Breng hen allen hierheen, en geen gedraal !”

Hierop wierpen de schapen het hoofd in de nek, en luid grommend stoven ze de troonzaal uit, stofwolken opjagend, die alles in een donkere mist hulde.


Toen die mist terug opklaarde, zagen de gezellen tot hun opperste verbazing dat zij niet langer in de troonzaal waren, maar wel bij de aanvoerder der Volksdansers. En ach, wat was die blij hen weer te zien, en hun spannende verhalen te horen, en te lachen met het ongeluk van de gezegende vlo, wat een Volksdanser steeds tot lachen stemt, en zie hoe jolig zijn buik heen en weer schudt, wanneer hij dat pleegt te doen!


De gezellen brachten de wachttijd door bij de Volksdanser, nu eens jolig gestemd omwille het slagen van de opdracht, dan weer droefgeestig, uit angst voor de volgende opdracht, en uit onzekerheid omtrent het slagen van de queeste der schapen.


Doch een geluk was het, dat zij allen hun lichaam hadden, dat zij op alle mogelijke wijzen gebruikte ter afleiding van hun gedachten.


Maar plots, of het dag of nacht was wisten zij niet, werden zij opgeschrikt door luid gedraaf. Snel stopten ze hun andere bezigheden, en knoopten de touwen om Mornedlorion’s polsen weer los en zie! Het waren de schapen die zij gehoord hadden, en op hun rug droegen zij… de Volksdansers!

Hoezee! Wat een jolijt! Wat een zegen, wat een overwinning!” riepen de gezellen, en zij dansten allen volks met de Volksdansers.


Ook aan hen werden de avonturen verteld, en hoe ze de hoop durfden koesteren dat de Volksdansers niet in het Zuiden waren, zoals eerst gedacht.

Nadat er veel gelachen was, en de ontroerende hereniging van de Volksdansers met hun aanvoerder, waarbij de gezegende vlo uit overweldigende emoties zich niet langer kon inhouden en herhaaldelijk iedereen op de rug sprong , luid snikkend, waarna hij zich tegen de wand wierp en onophoudelijk over de grond rolde, achter de rug was, maande de aanvoerder zijn volk tot stilte aan, en deed hen allen nederzitten.

Zelf stond hij rechtop, en sprak: “ Mijn Volksdansers, jullie zijn hier gebracht voor een belangrijk doel: het vinden van de tweede sleutel: de Donkere Aardsleutel”

Een aars is ook donker.” onderbrak de gezegende vlo hem, de vinger wijs in de lucht stekend, en aan de kin krabbend. Doch hij werd door eenieder genegeerd.


De leider vervolgde: “ Een heftige aardbeving dient opgewekt te worden, en dan zal de sleutel zich aan ons toonbaar maken. Bij toeval trof ik Egidius en diens gezelschap: ongelukkigerwijze raakten zij hier verzeild!

Doch samen vatten wij het plan op, om jullie hierheen te halen, mijn bloedverwanten, want samen kunnen we die aardschok opwekken, door te doen waarin we het beste zijn, …en daarmee wens ik geenszins dat er plots door iedereen gesnokt wordt!”


Enkele schavuiten hielden snel op, en ontweken de vermanende blik van de aanvoerder.

Volksdansen zullen wij, ja, en door ons gezamenlijk gestamp en getrap, zal de aardbeving tot stand komen!”

Allen juichten, en riepen allerlei schunnigheden door elkaar , die echter stuk voor stuk goed bedoeld waren, en die bijdroegen tot de algemene vreugde.


Doch ik heb ook minder aanlokkelijke berichten met jullie te delen.” Vervolgde de aanvoerder der Volksdansers. “Om dit alles te verwezenlijken, heeft Egidius de strijd met Heer Tibalt, Heerser van de Onderwereld, moeten aanbinden. In de eerste opdracht , het rijmduel, is hij geslaagd, maar met een list probeerde Heer Tibalt hem reeds in de val te lokken! Het is hem echter niet gelukt, doch wie weet wat de volgende opdracht voor gevaren met zich meebrengen zal!

Van het slagen van de tweede opdracht hangt het wederkeren naar de Bovenwereld af. Indien Egidius niet slaagt, dan zijn jullie en hij gedoemd hier voor eeuwig rond te dwalen.”


Toen de leider zag dat dit niet het gewenste dramatische effect had, voegde hij eraan toe: “…en zal de missie van Egidius mislukken, waardoor niemand ooit nog zal klaarkomen!”


Hierop begonnen zij allen luid te jammeren, en vulden de hele Onderwereld met hun geweeklaag.


Na een tijd echter, hield het gesnik op, en waren ze klaar om tot het volksdansen over te gaan, om zo de Donkere Aardsleutel te bemachtigen.



Google