Hoofdstuk 14: Feel-Ferguut


Zij liepen een aarsdonkere gang door, tot ze aan een gietijzeren poort kwamen. Het was een grote lift. Gezwind namen ze er hun toevlucht tot, en de lift zette zich in beweging. Hoger en hoger ging ze, de gezellen alle besef van tijd doen verliezend, zoals het hen bij het afdalen reeds overkomen was. Uiteindelijk kwamen zij aan in de binnenkant van een holle boom. Wanneer zij die uitliepen snoven zij de frisse lucht op, waaraan zij allen een groot gemis gehad hadden, en van grote vreugde stortten zij zich op malkander.

Wat een feest, wat een genot, wat een gejubel! Welke vrolijke kreten weerklonken er, welke diepgewortelde lusten ontplooiden zich! Wat een aanblik, wat een geluid, wat een vocht, wat een geuren! Zij waren blij weer volop onder de levenden te zijn.


Doch snel viel de nacht, en vermoeid door de vele avontuurtjes bevonden allen zich maar al te gauw in de armen van Morpheus. En het was toen dat Egidius weer toegesproken werd door Eressea in zijn dromen.

“Egidius, “ zo sprak zij, “veel moed hebt gij getoond.Ook de opoffering der Volksdansers zullen wij, de wijzen, niet snel vergeten. Ge hebt Heer Tibalt verschalkt, een woest een geslepen heerser, slecht en duister. Samen met uw metgezellen weerstond ge de verlokkingen van de Onderwereld; een daad waarover slechts is mythen verhaald wordt. Een groot gevaar is achter de rug, doch een groot gevaar staat u nu te wachten. Want de weg die ge afleggen moet is vol van gevaren. Het zijn de Bergtoppen van Turkafinwe waarheen ge nu trekt, in het oosten gelegen. Ik waarschuw u: zoek zo veel mogelijk de veiligheid van de onbewoonde bossen op, want ge zult vijandige volkeren ontmoeten, waarvan gij het bestaan niet vermoedde. Daarom zal iemand u leiden. Gij zult hem op uw tocht tegenkomen, vroeg of laat. Hij zal te herkennen zijn aan zijn joligheid, en hij snokt ook heel veel. Vertrouw deze merkwaardige vreemdeling, en gij zult veilig zijn. Zo Egidius, dit was mijn raad. En om uw dromen te veraangenamen, zal ik nu naakt rond deze paal dansen.”


Zo deed zij, en aangenaam plakkend werd Egidius een tijdje later begroet door een nieuwe dag.


Daar was Haefennasien reeds vroeg uit de veren , en opgewekt spoorde zij de gezellen aan tot de tocht. “ De weg op, mijn slapende gezellen!”

En allen waren vol moed en joligheid, en al luid zingend trokken zij de bossen door. Zo stapten zij lange dagen, slapend onder de sterren , etend uit de bomen, drinkend uit de rivieren en ontlastend in de struiken. Het was een mooie tocht, en de vriendschap en lust onder de gezellen groeide gestaag.


Eerdaags kwamen zij aan de rand van het bos, en over het glooiende gras zagen zij in de verte een dorp gelegen, in een diepe vallei. Luid juichend rolde de gezegende vlo zich van de helling af, en vele keien hinderden hem. Doch allen zagen zijn wc borstel vrolijk zwiepen, waardoor zij van vreugde en speelsheid vervuld hem achterna rolden.


Door bloed bedekt en met enkele lichaamsopeningen meer dan voorheen kwamen zij aan in de stad.

“ Wat een rustig dorpje, alwaar wij zeker bedden vinden zullen.” sprak Mornedlorion. “Laten we hier eten en rusten, het zal onze lichamen goed doen; we zullen het ons niet beklagen” zei Haefennasien “ “ Dit lijkt me wel een veilige plek” aldus Egidius,zich bedenkelijk aan de kin en andere plaatsen krabbend. “Prrrrrrrrt tikitiktik prrrrrrrrrt juhuhuhuuuu, prrrrrrt tikitik!!!” verhaalde de gezegende vlo opgewonden, en sprong enthousiast op tegen dorpelingen, die verbaasd terugschrokken en bescherming in hun huizen zochten.


Iedereen leek het een goed idee hier te blijven, en na een aansporend “voorwaarts!” van Haefennasien, trokken allen het dorp in.

Maar of de gezegende vlo nu aan de ketting lag of niet, overal zagen zij mensen verbaasd opkijken en zich snel uit de voeten maken. En ook nadat eenieder van het gezelschap ervoor gezorgd had dat alle delen van hun lichaam bedekt waren, kwam hier geen verandering in.

“Wat een wantrouwig volk, wat een angst, zien wij er zo vervaarlijk uit? “ vroeg Mornedlorion , oprecht verbaasd. “Je hebt wel een beetje een schurftbaardje, Mornedlorion”, zo sprak Haefennasien peinzend,” doch dat lijkt me geen reden tot wantrouwen.”


Helaas, geen goede redenen konden zij bedenken. Vlug en zo onopvallend mogelijk gingen zij een herberg in.


Het was een gezellige herberg; rook kringelde op uit de open haard en uit de pijpen; ja, er werd duidelijk veel gerookt en gepijpt. Glazen bier rinkelden vrolijk en veel gelach werd gehoord. Doch dit alles viel onmiddellijk stil. Glazen werden snel neergezet, monden werden snel afgeveegd en geen gelach weerklonk. “Wat is er toch met jullie?!!” riep de gezegende vlo , en barstte in snikken uit.

Maar niemand antwoordde hen, en langzaam werd alles weer als voorheen. Zij bestelden veel drank en zetten zich aan het haardvuur; stil en ineengedoken.


Plots hoorden ze een geluid; het leek wel of er zachtjes tegen het raam gesnokt werd! De waard opende het gordijn en zie! Daar stond een vrolijke figuur tegen het raam te snokken. Gejuich weerklonk doorheen de herberg, en de vrolijke figuur kwam binnen, en wild snokkend sprong hij een tafel op waarop hij in de rondte draaide, op de maat van het klappen en zingen van de gasten:


“Hoor wie snokt daar kind’ren?Hoor wie snokt daar kind’ren?

Hoor wie snokt daar zachtjes tegen ’t raam?

’t Is een vreemde zeker? Die verdwaald is zeker?

Moet je nu eens luist’ren naar zijn naam:

Feel-Ferguut, Feel-Ferguut, de flinke forel,

Feel-Ferguut, Feel-Ferguut, hij trekt niet aan de bel!”



Vele malen werd dit lied herhaald, tot Feel-Ferguut de tafel afviel, de grond en hondjes bevlekkend.


“Wat een vrolijkaard die Feel-Ferguut! En wat snokt hij veel!” riep de gezegende vlo begeesterd , en klapte heftig in de handen. Daar ging er Egidius een licht op. Snel ging hij naar de flinke snokkerd en bracht hem mee naar het haardvuur. Daar stelden zij zich aan malkander voor.

“Mijn naam is Egidius, de gefrituurde necrofiel, en dit zijn Haefennasien de listige elf, Mornedlorion de schalkse elf en dat schepsel daar is de gezegende vlo.’” Hij wees die laatste aan, die vrolijk zwaaide en mekkerde. “Wij zijn op een zeer geheime en belangrijke queeste, de helft van onze taken is reeds vervuld, en nu moeten wij naar de hoge bergtoppen van Turkafinwe, doch kennis omtrent de weg ontbreekt ons. Daarom wilden we vragen –“

“Geen gevraag, geen gevraag! Ik weet de weg, ik zal je leiden, haha! Wat een dolle pret toch!! Trek eens aan m’n vinger? Nee, die andere vinger, daarginds! Mijn naam is Feel-Ferguut, de flinke forel. Maar ik heb niet gevraagd waarom jij een gefrituurde necrofiel bent, dus vraag je mij ook niets. En trek nu aan m’n vinger, vooruit!”


Omdat die vrolijke Feel duidelijk ongeduldig begon te worden , trok Egidius maar, en onder het trekken maakten zij vele grappen en grollen.

Omdat het laat werd, besloten zij een kamer te huren, en nodigden Feel-Ferguut uit. Zulk aanbod wees hij natuurlijk niet af, en voor het eerst in lange tijd werden de stoffige bedden eens écht gebruikt. Doch plots stond Feel-Ferguut op en ging er gehaast vandoor.

“Wat vreemd, vond hij het nu niet leuk?” vroeg Haefennasien verbaasd. Maar daarop kreeg ze geen antwoord, want plots werd hen de aandacht afgeleid door de gezegende vlo, die opgewonden naar het raam stond te wijzen. “Het raam is dicht en het luik is vergrendeld, dat was nog niet zo, dus het is van buitenaf gebeurd.!” Toen hoorden allen plots en klik en zie! Ook de deur werd hen gesloten.


“Gevangen! Opgesloten! Van vrijheid beroofd!!!” huilde de gezegende vlo, en kroop gezwind onder het bed. Haefennasien stond reeds klaar om de deur in te trappen, wanneer Egidius haar tot kalmte maande. “ We kennen deze mensen niet, misschien is het hier de gewoonte, laten we deze nacht gewoon slapen gaan, morgen zien we wel verder. We kunnen ons beter een onopvallend gedrag aanmeten.”


Allen stemden in, en stapten in de sponde.

Google